Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI0972

Datum uitspraak2009-04-14
Datum gepubliceerd2009-04-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000880-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt ter zake van (vijf) winkeldiefstallen veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, met aftrek.


Uitspraak

Arrest van 14 april 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 19 maart 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1976] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. M.F.B. Hersman, advocaat te Amsterdam. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: zij op of omstreeks 17 oktober 2007, te [plaats], meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander dan aan verdachte, en wel: - in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [straat], twee witte shirts en/of een zwart shirt en/of een spijkerbroek en/of een kolbert, althans in totaal vijf (kinder)kledingstukken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of - in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [straat], een pantalon en/of een ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of - in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [straat], een paar schoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of - in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [straat], een aantal sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] en/of - in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [straat], (een) hoeveelhe(i)d(en) make-up, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde 5]. Bewijsoverweging De raadsvrouw heeft ter terechtzitting namens verdachte aangevoerd dat, door verdachte op verdenking van winkeldiefstal in verzekering te stellen, de politie misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid. De inverzekeringstelling was een disproportioneel middel en diende geen enkel onderzoeksdoel. De inverzekeringstelling diende slechts om druk op verdachte uit te oefenen en onder die omstandigheden is er door verdachte bekennend verklaard, aldus de raadsvrouw. Verdachte had bovendien een vaste woon- en verblijfplaats. Een en ander zou - aldus de raadsvrouw - primair moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging, subsidiair tot uitsluiting van de bekennende verklaring van het bewijs. Het hof overweegt het volgende. Verdachte is op 17 oktober 2007 omstreeks 16.45 uur aangehouden ter zake van verdenking van het plegen van winkeldiefstallen. Een half uur later is verdachte voorgeleid aan de hulpofficier van justitie. Bij het eerste verhoor om 20.50 uur heeft verdachte een ontkennende verklaring afgelegd. Vervolgens is verdachte om 22.30 uur in verzekering gesteld door hulpofficier [naam]. De volgende dag - 18 oktober 2007 - heeft de politie het onderzoek voortgezet, waarbij de goederen, welke verdachte bij zich heeft gedragen, zijn getoond aan aangevers en aangiftes zijn opgenomen. Hierop is verdachte in een tweede politieverhoor op 18 oktober 2007 om 15.00 uur geconfronteerd met de onderzoeksresultaten, waarna verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd. Verdachte is hierna heengezonden. Verdachte is overeenkomstig de voorwaarden van artikel 57, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering in verzekering gesteld. De aangetroffen goederen bleken afkomstig van vijf verschillende winkels. Nadat verdachte ontkennend heeft verklaard, is het onderzoek (adequaat) voortgezet. Aldus was er een grond voor inverzekeringstelling, namelijk het belang van het onderzoek. Dat de inverzekeringstelling zou hebben plaatsgevonden om verdachte onder druk van die maatregel bekennend te laten verklaren is aannemelijk geworden, noch gebleken. Er is dan ook geen reden om die bekennende verklaring van verdachte van het bewijs uit te sluiten. Het hof verwerpt het verweer. Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: zij op 17 oktober 2007, te [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, en wel: - uit een winkel, gelegen aan de [straat], twee witte shirts en een zwart shirt en een spijkerbroek en een kolbert toebehorende aan [benadeelde 1] en - uit een winkel, gelegen aan de [straat], een pantalon en een ketting toebehorende aan [benadeelde 2] en - uit een winkel, gelegen aan de [straat], een paar schoenen toebehorende aan [benadeelde 3] en - uit een winkel, gelegen aan de [straat], een aantal sieraden toebehorende aan [benadeelde 4] en - in een winkel, gelegen aan de [straat], een hoeveelheid make-up toebehorende aan de [benadeelde 5]. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: diefstal, meermalen gepleegd. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft op 17 oktober 2007 een strooptocht langs verschillende winkels in [plaats] gemaakt, waarbij zij diverse kledingstukken en accessoires heeft buitgemaakt. Winkeldiefstal is een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor winkeliers hinder en schade oplevert. Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2009, waaruit blijkt dat verdachte tweemaal eerder - in 2002 en 2008 - is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit. De raadsvrouw van verdachte heeft bij bewezenverklaring verzocht een geldboete op te leggen, omdat het voor verdachte - zij begeeft zich in een strak sociaal circuit en is moeder van een klein kind - lastig is om een werkstraf uit te voeren. Verdachte heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij desnoods een werkstraf op zaterdag zou kunnen uitvoeren. Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden en de ernst van het feit - bewezen is verklaard het plegen van vijf winkeldiefstallen - is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde - en in eerste aanleg opgelegde - werkstraf passend en geboden is. Er is naar het oordeel van het hof geen ruimte om slechts een geldboete op te leggen. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d, 57 (oud), 63 (oud) en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast; beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag. Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. F.R. Vermeer, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Vermeer voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.